Door Cor Koene
Waar is de tijd gebleven? De meeste mensen die de club toen een goed hart toedroegen zijn overleden. En aan hen die nog leven gaat het digitale gebeuren voorbij. Zij zullen waarschijnlijk dit artikel nooit lezen, of er moet een jonkie zijn: ‘He, opa, heb jij vroeger ook gevoetbald? Je naam staat in een opstelling van het eerste uit 1948.’
Laten we die maar meteen geven:
J. Broeders (Koosje)
F. Vervloet (Kappie) F. Vervloed (Frans van Huub) J. Moerenhout (Hans Slang)
W. Hameeteman (Sup) L. Vervloed (Leen Kroot) F. van Hooff (Maus)
H. Jacobs ( Kroezeltje) A. van Reijen (Dries) P. Vervloet (Peet Scheet) W. Huibrechtse (Pul)
Reserves: P. Hameeteman (Piet) C. Brands (rooie Kees) J. Schwiebbe (Possie) P. van Everdink (Kever)
Het veld waarop gespeeld werd lag vlak achter de school. Gras bevond zich alleen spaarzaam aan de zijkanten. Het grootste deel in het midden van doel tot doel was kaal. Dat kwam vooral door het intensieve gebruik. Onmiddellijk na half vier stormden de jongens de school uit, vormden twee partijen, en voetbalden tot het tijd was om te gaan eten. Na het eten kwamen ze terug om samen met de al wat grotere jongens de strijd te hervatten. Dat ging jaren zo door.
Het hoogtepunt was de veertiendaagse thuiswedstrijd van het eerste. Al een paar dagen voor de wedstrijd was de opstelling bekend. Die stond op een papier achter de ruit van een kastje aan het café van Moerings. De wedstrijd was op zondagmiddag. Verkleed werd er achter in een hokje achter het café van Jaas Huibrechtse, waar later Piet van Egmond de scepter zwaaide. Het was nog een eind lopen naar het veld, waardoor de rust nogal eens wat langer uitviel dan een kwartier. Er werd in die tijd hard gestreden door de mannen van F. I. O. S. De puntjes werd nooit cadeau gedaan. Het dubbeltje entree was voor ons een rib uit het lijf. Bij de ingang werd de controle – Frans Vervloet (Klits) – gemakkelijk ontlopen, maar op het veld liep altijd een fanatiek baasje rond, Jaas Moerenhout, die alsnog de centjes probeerde binnen te halen. We bleven dan ook altijd uit zijn buurt, en hielden hem nauwgezet in de gaten. Als we hem aan de andere kant van het veld een bepaalde richting op zagen gaan, liepen wij de andere kant op. Zo bleef de afstand tussen ons altijd hetzelfde….
Het elftal werd elke wedstrijd door veel supporters gesteund. De een deed dit op een luidruchtige manier, P. van Hooff (Piet de Fletter) – je kon hem in de Langstraat horen -, de ander doodstil door alleen maar aanwezig te zijn, Kees Koene (van het Lesje). Laatstgenoemde was er altijd, als eerste ook, weer of geen weer, altijd zonder paraplu. Hij was het ook die in 1938 de aftrap verrichtte van de eerste officiële wedstrijd die F. I. O. S. speelde. Ereleden had je in die tijd nog niet, maar hij had er eentje kunnen zijn.
Altijd als ik in Achthuizen kom, meestal op een doordeweekse dag, loop ik langs het voetbalveld van F. I. O. S., en kijk ik uit over het terrein. Het is een prachtige accommodatie, meerdere velden, compleet met sportzaal en kantine. Het gras is supergroen en gladgeschoren. Toch bezie ik alles met enige weemoed. Het ziet er allemaal fleurig uit, maar ik mis de jeugd. Het terrein is volledig verlaten, afgesloten ook door hoge hekken. Daar kom je niet zo maar in… Hoe anders was dat in onze tijd!
Behalve de competitiewedstrijden vroeger had je ook jaarlijks de ‘vriendschappelijke’ derby tegen Don Bosco. Daar werd altijd naar uitgekeken, het ene jaar op het gezellige veldje bij de gasfabriek in Oude Tonge, het andere jaar op het kale veld van F. I. O. S. Het ging er altijd vrij hard aan toe, en niet iedereen kwam altijd ongeschonden uit de strijd. Met name rooie Kees kon er wat van! Die werd door de spelers van Don Bosco dan ook gemeden als de pest.
Een prachtige naam was dat, Don Bosco. Bij de fusie met Grijsoord zijn de hoofdletters behouden gebleven in D. B. G. C. Hoe lelijk is echter die laatste naam! De vernoeming naar Don Bosco, een katholieke ‘heilige’, was natuurlijk taboe, maar waarom niet gekozen voor Grijsoord, de andere fusieclub? Met die historische naam had toch iedereen in Oude Tonge vrede kunnen hebben?
F. I. O. S. is nog altijd F. I. O. S. De naam van de club bestaat net als D. B. G. C. uit letters, maar zo heb ik het nooit gevoeld. Ik heb maar een paar jaar als jong jeugdspelertje het oranje shirt gedragen, maar altijd als ik een club zie spelen in dat tenue, springt mijn hart omhoog. Wat dat oranje shirt in mijn tijd betreft, het was eigenlijk een wit shirt, maar in een emmer oranje verf van het vereiste kleurtje voorzien…..
Dit verhaal is een ode aan de tijd waarin F.I.O.S. nog speelde op een kaal veld achter de school, en de namen op het wedstrijdformulier niet alleen spelers waren, maar dorpsfiguren met karakter. Voor wie erbij was, is het een herinnering. Voor wie erover hoort, hopelijk een glimlach. En voor iedereen die F.I.O.S. een warm hart toedraagt: een stukje clubgeschiedenis om te koesteren.
Aan de bijnamen die hier genoemd worden, zal niemand zich meer storen. Ze horen bij het verhaal, bij de mensen, bij de tijd. Het is inmiddels 77 jaar geleden, en wat blijft is de warmte van herinnering. F.I.O.S. is veranderd, gegroeid, gemoderniseerd. Maar de ziel van de club – gesymboliseerd door het oranje shirt, ooit geverfd in een emmer – klopt nog steeds.
